Follow me on Twitter

dinsdag 21 augustus 2012

3D: de toekomst van de film of slechts een rage?

3D: de toekomst van de film of slechts een rage?  

AvatarWe zijn er de afgelopen jaren aan gewend geraakt: 3D-films. De een houdt er meer van dan de ander, maar het is nu eenmaal de toekomst van de cinema. Of niet?

Een stukje geschiedenis
Het is verleidelijk na het zien van de met special effects gevulde blockbusters van nu om 3D-films als een modern iets te zien. Niets is echter minder waar. Pogingen om 3D te realiseren zijn niet veel ouder dan de filmkunst zelf. Begin jaren negentig van de negentiende eeuw had William Friese-Greene al een patent verkregen op een proces dat 3D-film mogelijk moest maken door stereoscopie. Hierbij werd een film op twee verschillende schermen geprojecteerd en moesten bezoekers door een stereoscopische bril kijken die door samenvoeging van de twee beelden een illusie van 3D creëerde. Edwin S. Porter, een andere pionier, experimenteerde in 1915 met Anaglyph 3D, de technische benaming voor de iedereen welbekende brilletjes met een rood en een groen gekleurd glas. Het was geen succes en het zou tot 1922 duren voor The Power of Love, de eerste commerciële film in 3D, werd uitgebracht. Wederom liep men er niet voor warm.


De heropleving van 3D in de jaren vijftig en tachtig
Mede door de hoge kosten en de Grote Depressie was er ook in de jaren twintig en dertig weinig tot geen interesse in 3D. Het duurde eigenlijk tot de jaren vijftig voor de periode aanbrak die door sommigen wel ‘het gouden tijdperk’ van 3D wordt genoemd. Bwana Devil was in 1952 de eerste kleurenfilm in 3D en ook 3D-strips raakten populair. Met name horrorfilms profiteerden van het 3D-effect. Films als House of Wax, The Creature From the Black Lagoon en zelfs Hitchcocks Dial M for Murder zorgden voor een enorme stijging van de populariteit van 3D-films. Ook nu echter raakte 3D weer uit de gratie; het bleek technisch lastig in onderhoud en de meeste bioscopen zagen het niet als een goede investering. In de jaren zeventig en tachtig herhaalde dit proces zich door een tijdelijke opleving met films als Jaws 3-D en Amityville 3-D.

De recente wederopstanding van 3D
De belangrijkste naam voor 3D van de afgelopen tien jaar is ongetwijfeld James Cameron. Zijn Ghosts of the Abyss was in 2003 technologisch een enorme stap vooruit. Avatar (2009), ook van Cameron, was met speciaal daarvoor ontwikkelde camera’s gefilmd en liet de populariteit van 3D exploderen. Het werd de best bezochte film aller tijden met Camerons Titanic op twee. Direct hierna verschenen er meer 3D-films in de bioscoop, al dan niet haastig naar 3D omgezet in postproductie, zoals dat bij Clash of the Titans het geval was. Deze omgezette films legden het kwalitatief echter af tegen ‘echte’ 3D-geconceptualiseerde films als The Adventures of Tintin, Hugo en The Avengers.


3D-bril


Dalende omzet versus innovatie: de status quo en toekomst van 3D-films

Een zoektocht op het internet leert al snel dat er ook nu weer barsten ontstaan in het firmament van 3D-cinema. Waar Avatar nog 83% van zijn omzet uit 3D haalde in plaats van uit reguliere voorstellingen, was dit bij Toy Story 3 nog maar 56% en bij Brave zelfs nog maar 32%. Een filmmaker als Christopher Nolan weigerde The Dark Knight Rises in 3D te filmen en ’s werelds bekendste filmcriticus Roger Ebert schreef twee venijnige artikelen over 3D. Bloggers op internet klagen over hoge ticketprijzen en slecht gemaakte 3D-effecten. Tevens lijkt medisch onderzoek aan de California State University uit te wijzen dat mensen bij 3D-films drie keer zo snel problemen als vermoeide ogen, misselijkheid en hoofdpijn ervaren. Is het einde van 3D dan alweer in zicht?
De voorvechters van 3D zien het een stuk hoopvoller in. James Cameron ziet, waar het gaat om de manier waarop wij naar entertainment kijken, 3D als iets onvermijdelijks; het is de toekomst van cinema en tv. Regisseur Rian Johnson (Looper) hangt deze gedachte ook aan. Hij stelt dat, ondanks dat hij zelf nog geen fan is, de 3D-technologie nog onvoldoende ontwikkeld is om ons echt in de ervaring onder te kunnen dompelen. De revolutie die Technicolor destijds was voor kleurenfilm, moet volgens hem voor 3D nog komen. Ikzelf denk dat het nog beide kanten op kan gaan, maar ben geen échte voorstander van 3D, zeker niet voor alle films. Cameron is een visionair, maar er is meer innovatie nodig om mij over de streep te halen. Voor 2013 staan vierentwintig 3D-films op de agenda. Will history repeat itself?

eerder verschenen op www.nadelunch.com

zaterdag 11 augustus 2012

Badlands (1973)

Badlands is Terrence Malick's (The Thin Red Lin, The Tree of Life) debuut als filmmaker en de film viert volgend jaar zijn 40e verjaardag. Waar sommige films uit die periode inmiddels gedateerd over kunnen komen, heeft Badlands nog steeds een poëtische schoonheid.

Gebaseerd op het verhaal van Charles Starkweather die met zijn 14 jarige vriendin 11 mensen doodschoot, kan Badlands klinken als een soort actiethriller. Dit beeld klopt echter totaal niet met de sfeer van de film. Malick maakt ons zowel observant van de twee hoofdpersonen als van de wereld waarvan zij slechts een klein plekje innemen. Zoals hij ook in zijn latere films zou doen, heeft Malick terwijl we getuige zijn van de tocht van Kit (een James Dean-achtige Martin Sheen) en Holly (Sissy Spacek) voortdurend oog voor de natuur. Het camerawerk van Tak Fujimoto is van een zeldzame schoonheid en geeft de gebeurtenissen een dromerige kwaliteit.

Waar andere road movies vaak ingaan op de actie en de psychologie van de karakters, lijkt Malick daar niet zo geïnteresseerd in te zijn. Nadat Kit Holly's vader heeft vermoord gaan ze er samen op de vlucht, richting het noorden. Het wordt nooit precies duidelijk wat de beweegredenen van Holly zijn en waarom ze bij Kit blijft, ondanks dat ze zegt 'Kit was the most trigger happy person I'd ever met'. Veel dingen die normale mensen met angst zouden vervullen, laat zij achteloos van zich afglijden. Ook Kit zelf lijkt wat er met hen gebeurt als een omstander te bekijken, alsof hij er zelf weinig vat op heeft.



Er zit wel degelijk actie in Badlands, het kan ook bijna niet anders met een film die dit onderwerp heeft. De meeste schietpartijen of moorden zijn echter niet spannend maar kil en lijken meer te dienen om Kit en Holly weg te duwen waar ze zijn. Uitzondering hierop is een bijzonder mooi in beeld gebrachte achtervolging, die de vergelijking met de huidige maatstaven probleemloos kan doorstaan. De muziek is erg mooi, maar ik kon het niet helpen steeds associaties met Hans Zimmers marimba muziek uit True Romance te krijgen. Een korte zoektocht leert dat dit een bewerking is van een stuk van Carl Orff, Gassenhauer en dat het een hommage van Tarantino aan Badlands betreft. Behalve dat muzikale motief deelt True Romance uiteraard ook in de verhaallijn enige overeenkomsten met deze film en ook de voice-over techniek wordt in beide films op soortgelijk wijze gebruikt.

Badlands is een bijzondere road movie die de nadruk naast de hoofdpersonen ook op de schoonheid van de wereld om hen heen legt en dit vaker verfilmde verhaal op een andere manier benaderd dan we gewend zijn. Ook bijna 40 jaar na dato is het het nog een lust voor het oog en onlangs de scherpte van de beschikbare dvd ben ik erg benieuwd naar de blu-ray die hopelijk binnenkort verschijnt.

Jiro Dreams of Sushi (2011)

Jiro Ono is een sushichef van 85 jaar oud en heeft een Japans sushirestaurant met 3 Michelinsterren. In deze documentaire mogen we een blik werpen op de wereld van deze markante man en zijn zoons. Het water loopt je in de mond.

Sushi eten is om eerlijk te zijn een van de dingen die nog op mijn to-do list staat. Als vegetariër blijkt het lastig om dan een goede plek te vinden. Verder ben ik een van die aanstellers die kokhalsneigingen krijgt wanneer hij langs een viskraam loopt. Neus dicht en doorlopen. Jiro Dreams of Sushi was daardoor misschien een vreemde filmkeus, maar ik ben blij dat ik me over die visvrees heen heb gezet. Deze documentaire bleek niet alleen schitterend gemaakt en erg interessant, maar ik merkte dat ik zelfs trek kreeg! “I don’t eat in a place where they have pictures of the food”, zei Kate Winslet ooit. Dit is feitelijk een ‘picture of Jiro’s food’ en het ene gerecht ziet er er nog smakelijker uit dan het andere, al is het dan op film in plaats van op een foto.

Een toprestaurant in de metro
De opzet van Jiro Dreams of Sushi is bedrieglijk simpel en het betreft hier dan ook geen plotgedreven documentaire. Je krijgt letterlijk een kijkje in het leven van Jiro en zijn keukenpersoneel, waarbij de meeste scènes zich uiteraard in het restaurant afspelen. Niet alleen de 3 Michelinsterren zijn opvallend; er is meer dat dit restaurant in Tokio bijzonder maakt. Sukiyabashi Jiro is niet centraal gelegen, maar bevindt zich ondergronds in een metrostation, heeft maar 10 zitplaatsen en er moet een maand van tevoren worden gereserveerd. Voor ongeveer 20 sushigerechten moet 250 tot 300 euro worden afgerekend en veel gasten staan volgens deze documentaire na 15 minuten alweer buiten.

Jiro


De perfecte sushi
Yoshikazu Ono, Jiro’s oudste zoon en opvolger, vat zijn vaders filosofie als volgt samen: “Always look ahead and above yourself. Always try to improve on yourself. Always strive to elevate your craft. That’s what he taught me.” Zij zijn zogenaamde shokunin, wat vertaald zou kunnen worden als vakmannen of ambachtsmannen die verwoed streven naar perfectie in hun beroep door hun werk eindeloos te herhalen en verbetering aan te brengen waar dat mogelijk is. Jiro doet dit onder andere door de beste en meest verse ingrediënten te kiezen en een strenge leermeester te zijn voor diegenen die bij hem in de leer zijn. Dit laatste neemt een periode van minimaal tien jaar in beslag.


Vader, zoon en het overdragen van de fakkel
Scènes in de keuken worden afgewisseld met scènes aan de bar en van buiten het restaurant, waardoor het nergens eentonig wordt. Je kunt zien hoe Jiro’s oudste zoon naar de markt gaat om de beste vis te kopen en er wordt ook een bezoek aan zijn jongere zoon Takashi gebracht, die een eigen sushirestaurant is begonnen, wetende dat zijn oudere broer hun vader op zal volgen als chef. Takashi moet het vooralsnog met twee Michelinsterren doen. Hoewel Yoshikazu zijn vader dus op zal volgen, is hij inmiddels vijftig en staat hij nog steeds in diens schaduw, wat toch een spanning veroorzaakt.


Mijn tent is top, de kunstzinnig verantwoorde versie
Je hoeft niet veel kook- of restaurantprogramma’s gezien te hebben om te constateren dat de makers van Jiro Dreams of Sushi veel aandacht hebben besteed aan hoe alles eruit zou komen te zien. De hele documentaire ademt de prettige, kalme sfeer van perfectie en toewijding die Jiro zelf ook omringt. Het camerawerk is fantastisch en zelfs voor nuchtere kerels krijgt Jiro’s sushibereiding bijna iets magisch in slow motion. Het genie van Jiro komt tevens terug in de muziekkeuze. De prachtige beelden van het eten worden ondersteund door klassieke nummers van Mozart, Bach, Tsjaikovski en Philip Glass. Knap is dat ondanks die rust en sereniteit de film nergens slaapverwekkend of saai wordt, maar je aandacht continu blijft grijpen door slim af te wisselen met dialoogscènes.

Regisseur David Gelb is een betrekkelijke nieuwkomer in het vak. Hoewel hij een aantal korte films heeft een gemaakt en een tv-documentaire, is dit zijn eerste film die in de bioscoop wordt uitgebracht. Toch zul je dit nergens aan kunnen zien. Jiro Dreams of Sushi is een bijzonder mooi gemaakte, sfeervolle documentaire geworden en biedt wijze lessen uit een interessante subcultuur.


Lola Rennt (1998)

Sommige films hebben een pulserende energie die af en toe bijna je tv scherm uit lijkt te komen. Go had dit bij bepaalde scènes en ook het geweldige Requiem for a Dream schoot regelmatig in een stroomversnelling van dynamiek en visuele flair. Lola Rennt is een zijn eentje nog energieker, dynamischer en drukker dan die twee films samen.


De jonge Duitse Lola (Franka Potente) wordt opgebeld door haar gestresste vriend Manni (Moritz Bleibtreu) dat hij 100.000 Mark van zijn criminele baas heeft kwijtgemaakt en dat als hij over 20 minuten niets beters weet hij de supermarkt gaat overvallen aangezien zijn baas hem doodmaakt als hij niet met het geld over de brug komt. Lola moet alles op alles zetten om dit te voorkomen. Een kleine verandering of hindernis in haar sprint kan verschillende uitkomsten bieden en grote gevolgen hebben voor de afloop van het verhaal.

Lola Rennt stond al 13 jaar op mijn watchlist, de lijst met films die ik nog moet kijken. Ik heb hem nooit vermeden maar hij draaide niet in mijn bioscoop, ik kwam hem daarna niet echt tegen in de winkels of mijn oog viel er in de videotheek niet op. Er is geen goede verklaring voor. Ik wilde hem kijken toen ik 18 was en heb hem nu gezien op mijn 31e, maar ik heb me 81 minuten enorm vermaakt en zelfs voor een deel weer die jonge filmliefhebber gevoeld. De film die Tykwer heeft afgeleverd voelt zelfs zoveel jaar na release nog steeds fris, origineel en vernieuwend. Hij speelt natuurlijk leentjebuur bij tig andere filmmakers zoals De Palma, maar weet toch een compleet eigen film af te leveren

Franka Potente is de absolute ster van deze film, niet alleen is ze vaker in beeld dan Bleibtreu maar wanneer ze in beeld is ze ook nog eens ècht in beeld: rennend op volle snelheid. Beide spelers leveren een prima acteerprestatie, al acteerde Bleibtreu in het indrukwekkende Das Experiment wat meer naturel. In de bijrollen zitten nog een aantal bekende Duitse gezichten die ook goed acte de présence geven.

Belangrijker echter dan Potente's indrukwekkende talent om te hollen, en wat duidelijker zijn stempel op het eindproduct heeft gedrukt, zijn drie zaken waar zij geen invloed op heeft gehad. In de eerste plaats moet het camerawerk genoemd worden. Lola is namelijk niet de enige die weinig stilstaat in deze film, we volgen haar als kijker op de voet, soms letterlijk. Gelukkig is er hierbij niet handheld camerawerk gekozen maar maakt cameraman Frank Griebe gebruik van crane en steadycam shots. Als Lola in volle vaart een trap op sprint gaat de camera mee, en zonder te schudden. Vervolgens zorgt een snelle montage er voor dat het geheel er nog dynamischer uit komt te zien. Er zitten meer dan 1500 shots in de film, die met name in het begin van de film elkaar snel opvolgen. Tykwer maakt van allerlei overgangen gebruik, tot en met animatie aan toe.

Filmmuziek is wat mij betreft een niet altijd op waarde geschat onderdeel van de filmbeleving. Je kunt iets nòg zo spannend of zielig maken, maar het komt een stuk minder intens over zonder de juiste muziek. Lola Rennt heeft met een pompende techno soundtrack (mede gecomponeerd door Tom Tykwer) absoluut de juiste soundtrack. Ook muziekliefhebbers die niets met dat muziekgenre hebben zullen moeten toegeven dat dit de onvermoeibare energie van Lola Rennt alleen maar ten goede komt.



Een minpuntje aan de film is dat de flitsende montage op enkele momenten net iets uit de bocht schiet waardoor het onprettig voor de ogen wordt om naar te kijken, en dat kan niet Tykwers bedoeling zijn geweest in die scène. Verder zal de herhaling die optreedt door de vertelstructuur met drie verschillende scenario's niet iedereen bevallen, al is er genoeg variatie om het voor de kijker interessant te houden. Dit zijn echter kleine smetjes op een verder zeer vermakelijke en originele film.

Lola Rennt is eigenlijk een film die ik iedereen aan zou kunnen raden. Het is een spectaculair stuk cinema dat bijna uit zijn voegen barst van de energie, zich niet direct met andere films laat vergelijken en bovendien een visuele traktatie is. Tykwer is momenteel bezig met Cloud Atlas die hij samen met de Wachowski's heeft gemaakt. Wie niet tot November wil wachten kan zich in de tussentijd (in elke geval eventjes) goed vermaken met Lola Rennt.

Monsturd (2003)



Het is bijna beschamend om te moeten toegeven, maar ik heb gekraaid van plezier. Wat een heerlijk domme, foute, onzinnige film. Een voordeel wat Monsturd in elk geval direct heeft is dat potentieel publiek direct wordt aangesproken (of afgestoten). De poster en synopsis laten weinig aan de verbeelding over waar het de intenties van de film betreft. Als je mondhoeken daar niet van krullen kun je deze film beter overslaan.

Monsturd is in alle aspecten een typische b- (of c) film. Het verhaal is simpel. Het camerawerk is bepaald niet denderend, het acteerwerk is niet zo geweldig, de special effects zijn eenvoudig. Maar toch, als ik naar het budget kijk vind ik het erg knap wat de filmmakers gedaan hebben. De effecten waren namelijk ook niet slecht (er zat zelf een cgi effect in, jaja!) en ik vond de muziek zelfs erg leuk. De score was goed en op de juiste wijze gebruikt en tijdens de aftiteling was een door de makers zelf geschreven liedje te horen. Er zaten een aantal verwijzingen in naar films als Se7en en Jaws, al hadden deze beter uitgevoerd kunnen worden. Wat overheerst echter is de lol die de makers erin moeten hebben gehad tijdens het maken van deze film. Dat zie je namelijk wel terug.

Ik vergeef ze dat lage niveau graag, als je weet wat je gaat krijgen is het bijzonder grappig. Aanrader met stip voor een bier- en filmavondje met vrienden, maar ook alleen kun je je als pulp-liefhebber niet echt een buil aan deze Monsturd vallen. Kan iedereen hier dan van genieten? Het zou me ten zeerste verbazen, maar ik denk dat Monsturd zeker een kleine publiek verdient van (cult)filmfans die zich afvragen hoe een film over een gigantisch poepmonster eruit ziet. Een foute amateuristische film? Absoluut. Bijzonder grappig om eens gezien te hebben? Zeker weten! Voor mensen die nog twijfelen zou onderstaande scène uitsluitsel moeten geven of ze de film willen kijken of niet.

Salo, or The 120 Days of Sodom



 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Salò o Le 120 Giornate di Sodoma is een goed voorbeeld van een kapot bediscussieerde film, waarbij de meningen vaak behoorlijk uiteen staan. Een film die primaire reacties op kan roepen. Wanneer je op internet informatie over de film opzoekt is het slechts een kwestie van tijd voor je op fora komt waar mensen elkaar in de haren vliegen of deze nu film nu een kunstwerk van de grootste historische importantie is, een ziek martelfestijn, of beide. De film was verboden en verscheidene landen en is dat in sommige nog steeds.


Salo was me aangeraden met de mededeling 'die moet je gewoon een keer hebben gezien' met een intonatie van 'tsja dat is niet leuk, maar het het moet nu eenmaal'... Ik wist al wel dat Salo heftig was en mijn fantasie had ik het ultiem gruwelijk gemaakt. Uiteindelijk viel het daarna voor 95 % van de film alsnog mee, maar er zaten nog genoeg scènes en shots in waar de meeste mensen (fysiek) onpasselijk van kunnen worden

Het lijkt voornamelijk om het spanningsveld te gaan tussen de intentie van de regisseur, de perceptie van de kijker van de film zelf en wellicht ook nog wat Pasolini hiermee wilde bereiken. Wilde hij inderdaad fascisme en machtsmisbruik aan de kaak stellen of hij was hij slechts een torture-porn maker avant la lettre?


Salo is afgrijselijk om naar te kijken, daar zijn de meeste mensen het wel over eens. De grote vraag die blijft is of het een belangrijke film is. De filmbuff in mij zegt van wel, maar meer vanwege de historische waarde dan dat ik hem nog een keer zou willen zien. Nou schijnt het dat de waardering voor deze film toeneemt naarmate je hem als kijken beter in zijn context kunt plaatsen, bijvoorbeeld door het beluisteren van de commentaren en zien van de documentaires op de (criterion) dvd. Die heb ik niet, dus het is mogelijk dat ik teveel aan achtergrondinformatie mis om hem goed op waarde te kunnen schatten in filmhistorisch verband. Tot die tijd echter moet Salo het doen met een 6 en dat is een compromis tussen intentie en durf van de regisseur aan de ene kant en een bij vlagen saaie maar meestal afgrijselijke filmervaring aan de andere kant.

Before the Nickelodeon: The Cinema of Edwin S. Porter

 

Iedereen die de geboorte van de film en zijn ontwikkeling bestudeerd heeft, zou bekend moeten zijn met Edwin S. Porter. Porter was één van de grote pioniers op filmgebied die net als zovelen in die tijd, min of meer toevallig in met de filmwereld in aanraking kwamen. Porter was er vrijwel vanaf het begin af aan bij, nadat hij drie jaar als elektricien bij de US Navy had gewerkt reisde hij vanaf 1896 rond als projectionist om zich uiteindelijk in 1899 bij Edison Manufacturing Company aan te sluiten, waar hij al gauw aan het hoofd van de filmproductie kwam te staan van Edisons studio in New York. Waar Edison voornamelijk een zakenman en uitvinder was, gebruikte Porter diens uitvinding juist om (langere) verhalen te vertellen en publiek te vermaken. Zoals in die tijd gebruikelijk was werd er volop van elkaar 'geleend' en gestolen, maar Porter heeft met films als Jack and the Beanstalk, Life of an American Fireman en uiteraard The Great Train Robbery. Het was met films als deze dat Porter zijn stempel drukte op de ontwikkeling van deze kunstvorm door verbeteringen toe te passen in verteltechniek en montage.

Before the Nickelodeon: The Cinema of Edwin S. Porter is een uitgave van het British Film Institute en medegeschreven en geregisseerd door Charles Musser, een van de leidende figuren waar het de ontwikkeling van de vroege Amerikaanse film betreft. De documentaire wordt begeleidt door narratie van Blanche Sweet, een van D.W. Griffiths voormalige jonge muzes. In feite kijken we door naar een aantal van Porters films te bekijken (hij heeft er meer dan 200 gemaakt) naar de geboorte van de cinema, ook al is het dan vanuit één bepaald oogpunt.



Deze uit 1982 stammende documentaire is essentieel voor mensen die zich willen verdiepen in het ontstaan van de narratieve cinema en de vroege filmgeschiedenis in het algemeen. Naar huidige maatstaven is dezer documentaire vrij traag, wat tezamen met het specifieke onderwerp zorgt dat dit voor veel mensen bepaald geen aanrader zal zijn. Voor fans van filmgeschiedenis echter is het werk van Porter erg geschikt om naast dat van Méliès en andere pioniers te leggen.

Voor de meer algemene filmliefhebber zal het volstaan om 'The Great Train Robbery' ergens online te bekijken, deze behoort tot het publieke domein en het is een aanrader met stip. In een tijd waarin veel filmmakers hun camera nog op duiven en dergelijke richten, waren het mensen als Méliès en Porter die de grenzen van hun kunstvorm verkenden en verlegden. Voor laatstgenoemde wordt in Before the Nickelodeon: The Cinema of Edwin S. Porter op interessante, zij het enigszins droge wijze, uit de doeken gedaan hoe dit zich ongeveer voltrok.

Tyrannosaur - Considines stomp in je maag

Tyrannosaur - Considines stomp in je maag


De eerste klap is een daalder waard, heeft regisseur Paddy Considine waarschijnlijk gedacht. Hij heeft exact één minuut nodig om je aan zijn hoofdpersoon voor te stellen en tegen het brute einde van deze zestig seconden zullen veel mensen geen greintje sympathie voor deze man meer hebben.

Het is na de donkere opening al direct duidelijk dat Considine voor zijn (speelfilm)regiedebuut geen Hollywoodproductie voor ogen heeft. Tyrannosaur is de uitgebreidere verfilming van zijn daadwerkelijke debuut als regisseur uit 2007, Dog Altogether, een korte film waarvoor hij vele prijzen in de wacht wist te slepen. Als acteur is Considine steeds bekender aan het worden (Red Riding, The Bourne Legacy), maar hij lijkt in rauwe, realistische films toch het meest op te vallen, zoals hij in 2004 liet zien in het onderschatte Dead Man’s Shoes, dat hij met Shane Meadows maakte. Het is goed om te zien dat hij ook als regisseur een film met eigen stempel af kan leveren.


Joseph (Peter Mullan) oogt vanaf de openingsscène direct als een enorme hufter, het type aso waar veel mensen met een grote boog omheen zouden lopen: luid vloekend, zwalkend en bier morsend op zijn trainingsbroek vanuit het halveliterblik waaruit hij drinkt. Na zijn wandaad uit de openingsscène is de spijt duidelijk, maar een merkbaar positief effect op zijn gedrag levert dit niet op, aangezien hij kort daarop bewust twee gevechten uitlokt. Joseph zit duidelijk in een neerwaartse spiraal. Wanneer hij na een vechtpartij doordraait, schuilt hij in een kringloopwinkel waar hij Hannah (Olivia Colman) ontmoet, die hem probeert te helpen. Joseph blijft hierna terugkomen naar Hannah op zoek naar een vorm van verlossing, maar als de relatie zich ontwikkelt, blijkt zij zelf ook de nodige problemen te hebben.



Considine laat ons in de rest van de film de wisselwerking tussen deze twee personen en een aantal mensen in hun omgeving zien. Nergens vervalt de film hierbij in stereotypen als ‘de slechte rotzak’ of de ‘hulpzoekende vrouw’ en het is een compliment voor Considines durf in regie en scenario dat hij niet zijn best doet om je zijn karakters aardig te laten vinden. Er is geen duidelijke boodschap in Tyrannosaur. Je bent getuige van wat er met Joseph en Hannah gebeurt en de film laat je daar zelf een oordeel over vellen. Doordat de karakters zo uit het leven gegrepen zijn, is het mogelijk dat je gevoel over deze complexe karakters gedurende de film verandert. Je wilt Joseph eigenlijk niet aardig vinden of zelfs respecteren, maar het gebeurt toch, al heeft de film ook genoeg lef om opgebouwde sympathie weer weg te nemen.



Het een hoeft het ander niet uit te sluiten, maar in het geval van Tyrannosaur is duidelijk niet voor leuk gekozen. Zelfs als de titelverklaring komt en Joseph in een filmrefererende monoloog uitlegt dat hij zijn overleden vrouw zo noemde omdat ze net als de T-rex in Jurassic Park kringen in de drankjes op tafel veroorzaakte als ze de trap af kwam, is dit niet grappig bedoeld, maar slechts een middel om op Josephs karakterontwikkeling te wijzen: “I thought it was funny… but I was being a cunt”. Considine heeft de sfeer in zijn film bewust donker gehouden. Het is echter meer dan een gebrek aan humor dat deze film kenmerkt; het gaat om twee ongelukkige mensen die zich aan elkaar vastklampen en waarbij alsnog dingen misgaan. Het zijn hun onderlinge contact en menselijkheid die dit in balans brengen.

De middelen die gebruikt worden benadrukken de grauwe en realistische sfeer uitstekend. Hoewel Engeland natuurlijk niet écht bekend staat om het mooie weer, zijn alle buitenscènes donker en ook binnen domineren de spaarzaam belichte beelden. Muziek wordt alleen subtiel gebruikt. Behalve mijn nog meer gestegen respect voor Considine moeten Peter Mullan en Olivia Colman worden genoemd. Zij weten in Joseph en Hannah overtuigend en subtiel emoties als woede, wanhoop, schuld en hunkering tot leven te wekken met een intensiteit die je helaas te weinig ziet. Uiteindelijk werken alle stijlkeuzes goed samen om de aandacht op het verhaal en de personages te vestigen, wat niet altijd vrolijk stemt, maar continu intrigeert.

Tyrannosaur is geen lichte film, maar wel een film over échte mensen en échte emoties. Hoewel hij naargeestig kan zijn en daardoor niet voor iedereen geschikt is, is dit een van de beste  films die deze zomer op blu-ray is verschenen.

Eerder verschenen op www.nadelunch.com en in het Engels op journeythroughfilms